Over de naam van de kersebuikcichlide is (nog) onenigheid of het nu de pulcher of de subocellatus, of nog weer iets anders is. Ook blijken er diverse lokale ondersoorten te zijn, maar dat vind ik meer iets voor een determinatieliefhebber. Ik houd het maar bij de naam die boven aan dit artikel staat. Het is een leuke en actieve cichlide en daarnaast wordt het vaak ook een “beginnersvis” genoemd. Ik ben echter geen voorstander van het begrip “beginnersvis”. Het zijn tenslotte levende wezens en daar moeten we zuinig mee om springen. De kersebuik stelt geen hoge eisen aan het water en voedsel, maar dat betekend niet dat we alleen maar met de droogvoerbus boven het aquarium moeten komen. Zelfs een guppy lust wel eens wat anders! Gelukkig is er de laatste tijd heel gemakkelijk aan diepgevroren muggelarven e.d. te komen in de aquariumhandel. Daarnaast is regelmatig water verversen voor elke aquariumbewoner een noodzaak. Met beide doen we onze vissen vaak een groot plezier! Maar nu eerst maar eens over de vis zelf. De kersebuik wordt niet erg groot, een lengte van 10 cm. is daarbij al een heel groot exemplaar, bovendien blijven de vrouwtjes een stuk kleiner. Dat betekend dat deze vissoort in vrijwel elk aquarium met een lengte vanaf 60 centimeter prima te houden is. Verder zijn de mannetjes te herkennen aan een puntige rugvin. De kleur van deze soort is zeer variabel, wat waarschijnlijk te verklaren is uit de diverse lokale rassen. Beide geslachten hebben een aantal lengtebanden over het lichaam, die helemaal van de bek naar achteren tot in de staart lopen. De rugpartij is donkerbruin gekleurd, en de daaronder liggende streep is goudkleurig, dan volgt weer een donkerbruine band. De buikpartij van het vrouwtje is meestal purperrood en kan tot zeer dieprood gekleurd zijn, tijdens de balts hebben ook de buikvinnen die kleur.
Het mannetje heeft ook een purperrode buikpartij, maar deze is minder intens gekleurd. Beide geslachten hebben in de rugvin één of meer donkere vlekken en het mannetje heeft meestal ook nog enkele donkere vlekken in de staartvin.
Hoe houden we deze kleine cichliden?
De soort komt uit Westafrika en wel uit Nigeria, waar ze zwemmen tussen de planten in rustig en zeer voedselrijk water. Tussen planten en modder zijn ze in de bodem op zoek naar klein levend voedsel. In het aquarium laten ze het woelen voor een groot gedeelte achterwege en we daarom kunnen we ze met een gerust hart in een beplant aquarium loslaten. Maken we een soortaquarium, dan moeten we altijd proberen de natuur enigszins nabootsen. Omdat we net gelezen hebben dat ze zich graag schuil houden tussen de planten, moet er in ieder geval een fikse, dicht op elkaar staande groep planten in staan. Een donkere bodem, waarvan ik zo wie zo een voorstaander ben, zorgt ervoor dat de vissen zich beter op hun gemak voelen. Deze bodem kan bijvoorbeeld uit donker grit bestaan. Daarnaast is een mooi stuk kienhout een must in een dergelijke bak. Verscholen tussen de planten of bij het kienhout kunnen we een halve kokosnoot gebruiken als schuilplaats voor de vissen. Deze schuilplaats wordt vaak ook gebruikt als afzetsubstraat voor de eieren. Ik gebruik liever geen bloempot omdat deze zo opvalt met z’n rode kleur!
Kweken
De kweek is niet moeilijk, lees het volgende voorbeeld logboek:
Op 20 augustus kocht ik zes jonge kersebuiken die, samen met een volwassen vrouwtje, in een aquarium van 90 x 30 x 30 los werden gelaten. Dit aquarium was ingericht met een groot stuk kienhout, stenen en veel planten. In de linkerhoek stond een halve kokosnoot. Het water bestond uit leidingwater met een pH van 8 en een totale hardheid van 18°Dh!, gemeten met indicatorvloeistoffen. In de literatuur las ik echter dat dit best wel kon, omdat deze dieren in de monding van de Kongo voorkomen. Dat betekent dat ze in de natuur soms ook in brak water voorkomen. Na een aantal uren vormde zich reeds een stel, wat ik natuurlijk zeer op prijs stelde. Een week later heb ik de andere kersebuiken uit dit aquarium verwijderd om het stel de kans te geven eieren af te zetten. Gevoerd werd er met zelf gevangen watervlooien en af en toe wat droogvoer.
Op 13 september zwommen de ouders met ongeveer 80 jongen door de bak. Daarna is het mannetje niet meer levend gesignaleerd. Een aantal dagen later dreef het ontzielde lichaam boven in het aquarium. Hieruit concludeer ik dat we wel een goed uitgegroeid stel moeten kiezen en niet een heel jong met een ouder exemplaar moeten combineren. Zo is het beter om een aantal jonge vissen te kopen en ze zelf stellen te laten vormen, dan zijn ze minder dominant tegenover elkaar. Het komt namelijk veel voor dat een “stel” elkaar naar het leven staat. De jongen werden gevoerd met gezeefde watervlooien en wat mikromin, wat ik oploste in water en met een slangetje tussen de jongen spoot. In het begin zaten de jongen onder het kienhout. Later begonnen ze door de bak te zwerven op zoek naar voedsel.
Op 14 oktober begon zich een lengtestreep te tonen. Een dag later hadden de meeste jongen een lengtestreep, het gaat hier om de middelste streep. Op 20 oktober begonnen de jongen onderling te vechten.
Op 22 oktober zijn de jongen tussen de 14 en 20 mm groot.
Uiteindelijk hield ik van het totale nest op 24 januari, 65 jongen over van een lengte tussen de 3 en 4 cm. Al met al een leuke vis, maar er is één nadeel bij. Hebben ze de smaak van jongen grootbrengen te pakken, dan zijn het net konijnen! Zou er bij vissen ook aan anticonceptie kunnen worden gedaan? Op een gegeven moment raak je de jongen aan de straatstenen niet meer kwijt.
En dat terwijl er in de handel nog een redelijke prijs voor deze vissoort moet worden betaald, beste handelaren hoe zit dat? Goed, als een vis het naar z’n zin heeft zal deze zich natuurlijk sneller tot voortplanting overgaan dan een soort die het niet naar z’n zin heeft in ons kraanwater.